Google wijdt er haar openingspagina aan: vandaag is de 540e geboortedag van Nicolaas Copernicus (19 februari 1473). Hij was Duitser van komaf, maar werd geboren in het (toenmalige Koninkrijk) Polen en studeerde onder meer aan de universiteiten van Krakau, Bologna, Padua en Ferrara. Hij was een belangrijk wiskundige, sterrenkundige, arts en jurist en werd bekend door zijn heliocentrische theorie over het zonnestelsel. Zestig jaar na zijn dood veranderde deze copernicaanse revolutie ons wereldbeeld. Tot dan ging de natuurkunde uit van Aristoteles: de aarde stond stil en alle dingen vielen naar het centrum van de aarde. Volgens Copernicus was niet de aarde, maar de zon het centrum van het heelal en draaide de aarde om de zon; maar dan zou alles naar de zon moeten ‘vallen’. De theorie impliceerde dat Mercurius en Venus schijngestalten moesten vertonen. Dat kon toen nog niet worden waargenomen, maar pas na de uitvinding van de telescoop, 60 jaar later.
Copernicus gebruikte een kunstgreep, die Oresme al had opgemerkt: zo’n afwijking was nodig om een bewegende aarde te rechtvaardigen. Pas in 1687 bracht de Gravitatiewet van Newton soelaas. In 1530 schreef Copernicus een groter manuscript, de revolutionibus orbus coelestium (over de omloop van de hemellichamen). Omdat deze theorie tegen de toenmalige opvattingen inging die het wereldbeeld verklaarden en omdat zijn model veel zwakheden vertoonde, aarzelde hij lang over publicatie. Uiteindelijk werd het in 1543 in Neurenberg gedrukt. Volgens de legende kreeg Copernicus het eerste exemplaar op zijn sterfbed overhandigd (hij stierf dat jaar op 24 mei). Het boek werd door gebrek aan technische voordelen en contradicties met waarnemingen door de kerk als wiskundige fictie beschouwd en terzijde gelegd. Pas toen Gallileo Galilei (1564-1642) één van de copernicaanse problemen had opgelost en daar veel ruchtbaarheid aan gaf, kwam de kerk tussenbeide: het boek werd in 1616 op de index gezet: de lijst van door de kerk verboden boeken.