Dat het er in parlementen niet altijd zo voorbeeldig aan toegaat als in het westen, blijkt wel weer in Taiwan: daar gingen parlementsleden massaal met elkaar op de vuist. Op mondelinge wijze konden voor- en tegenstanders van een infrastructuurplan niet met elkaar door één deur, dus ‘moest’ dat blijkbaar gepaard gaan met het nodige fysiek geweld.
Ze sloegen elkaar, grepen elkaar naar de keel, gooiden met stoelen en bekogelden de premier met waterballonnen. Dergelijke wanstaltige taferelen zijn ook nogal eens te zien in parlementen van bijvoorbeeld Oekraïne. Japan en Zuid-Afrika, al is Taiwan koploper. In 1995 kreeg het land de Ig Nobelprijs voor de Vrede, een ludieke tegenhanger van de echte Nobelprijzen, omdat de politici ‘aantoonden dat je meer opschiet met elkaar slaan, trappen en wurgen dan oorlog voeren met andere landen.’