De Spaanse koning Juan Carlos was immens populair in eigen land, zeker nadat hij in 1981 een staatsgreep van militairen verijdelde. In 1975 werd hij koning; hij volgde dictator Franco op en speelde een belangrijke rol in de geweldloze overgang van dictatuur naar democratie. Zo zoetjes aan regent het kritiek op de vorst. Zijn laatste ‘wapenfeit’ is de jacht op olifanten. De koning brak zijn heup, ‘tijdens een privéreis in Botswana’, liet het Koninklijk huis weten. Al gauw werd de ware toedracht bekend: voor 44.000 euro nam hij deel aan een jachtpartij.
Het Wereld Natuur Fonds fronst de wenkbrauwen en wil tekst en uitleg van de vorst, die erevoorzitter is van het Spaanse WNF. In Spanje, dat gebukt gaat onder een zware economische crisis, torenhoge werkeloosheid en draconische bezuinigingen, is het dure plezierreisje ook slecht gevallen. Het jachtfeestje werd georganiseerd door de Duitse prinses zu Sayn Wittgenstein-Sayn, een gescheiden dame met wie de koning volgens geruchten méér dan louter vriendschapsbanden zou hebben. Eerder raakte zijn schoonzoon Iñaki Urdangarin in opspraak in een corruptieschandaal en rond Pasen schoot zijn 13-jarige kleinzoon Felipe zich door de voet. Dat herinnert veel Spanjaarden aan 1956, toen de toen nog jonge kroonprins per ongeluk zijn eigen broer Alfonso doodschoot. De koning zelf moet voorlopig rust houden: hij moet 45 dagen revalideren van zijn gebroken heup.
