Vandaag is het precies één jaar geleden dat een olielek ontstond in de Golf van Mexico, na een explosie op het BP boorplatform Deepwater Horizon. Het kostte elf mensen het leven en veroorzaakte de grootste olieramp in de Amerikaanse geschiedenis. In 87 dagen tijd stroomde een slordige vier miljoen vaten olie in zee in: 800 miljoen liter, 19 keer zoveel als de ramp met de olietanker Exxon Valdez in Alaska in maart 1989. De olievlek in de Golf van Mexico was de grootste ooit in zee.
Nooit eerder was het lek zo diep: vier kilometer onder de zeespiegel. Daardoor bleek het moeilijk te dichten. Technici waren pas vijf maanden na de ramp in staat om het lek te sluiten. De ramp kostte oliegigant BP tientallen miljarden dollar. Over de schade aan het milieu lopen de meningen uiteen. Zo is het nog onduidelijk hoeveel vogels en schildpadden omkwamen. Er spoelt nog steeds olie aan op de stranden, in de vorm van kleine teerballetjes. Veel wetenschappers zeggen dat de schade meevalt, maar op de bodem van de zee is een dikke laag smurrie gevonden van hier en daar wel 10 centimeter dik. Biologen vrezen langetermijneffecten voor het zeeleven: een ophoping van giftige stoffen in de voedselketen. Vissers in de regio zijn nog steeds niet zeker van hun eigen toekomst, omdat het publiek nog altijd geen vis en schaaldieren koopt. Volgens de Amerikaanse overheid is tot nu toe een kwart van de vrijgekomen olie opgeruimd. Op verschillende plekken rondom de golf vinden vandaag sobere herdenkingsceremonies plaats.
